Tekende vanmiddag een van de eiken in onze tuin, in een klip-en-klare Hockney stijl. Dan toch.

Tekende vanmiddag een van de eiken in onze tuin, in een klip-en-klare Hockney stijl. Dan toch.
Bestudeerde online David Hockney’s nieuwe werk, dat hij in Normandië maakte: fenomenaal, voorbij het naturalisme, schilderijen en tekeningen waarin de werkelijkheid boven zichzelf uitstijgt.
Maar smaken verschillen uiteraard.
Voor de liefhebbers: David Hockney: The Arrival of Spring in Normandy, 2020.
Als ik zijn iPad-stijl imiteer, wordt het overigens niks. Ik moet mijn eigen dingetje doen.
Amuseerde mezelf, plu boven het hoofd, met een teil vol hortensia’s in winterslaap.
Tekende vandaag zowel buiten (steenkoud) als binnen (aangenaam) op de iPad.
Hoewel het eindresultaat op een schilderij kan lijken, is tekenen, en niet schilderen, het juiste woord: je tekent op een iPad, beeldt af met behulp van een ‘Apple Pencil’ en bits, en niet met een penseel en verf.
Tekende de verse tulpen bij ons op tafel, maar verviel op het einde, oenig, in gepiel, waardoor de afbeelding aan energie verloor. Desalniettemin tevreden over de ‘brushes’ die ik gebruikte.
Leven van wat het leven brengt, niets anders is mijn tijd waard. Ik hoef niet veel te plannen.
Soms moet je het bij de onderschildering laten, als het te koud is, bijvoorbeeld, om nog langer buiten door te gaan.
De verbouwing van de bovenverdieping ligt nagenoeg stil. Het wachten is op de aannemer, die voor nieuwe dakbedekking en nieuwe ramen zal zorgdragen. Daarna wij weer.
Daarom tijd te over voor tekenwerk. Tweemaal op pad geweest vandaag. ’s Middags kregen we tijdens het tekenen nog een fikse hagelbui over ons heen.
Terp en schuur van de familie Douwes, gezien vanuit onze tuin:
Essen aan de Heemstrawei, tussen Brantgum en Foudgum:
Eén tot anderhalf uur kost een sfeerimpressie me doorgaans. Thuis verander ik er, de betovering verbroken, zelden meer iets aan.
Tussen Brantgum en Waaxens staan een stuk of tien oude knotwilgen aan een sloot: in hun gezelschap vertoefde ik vanmiddag.
Ze hielden me, in straffe wind, aangenaam bezig.
En plein air bij windkracht vijf: dat was een nieuwe ervaring voor me.
De tekenpen zwabberde.
Daarna: ajam smoor en sambal goreng boontjes.
Las de eerste gedichten uit The Mountain Poems of Stonehouse, een boeddhistische monnik uit China (1272-1352), en liet me inpakken, helemaal.
‘Als de lentedagen lengen laat ik mijn deur open / als de Anna Paulownabomen bloeien en de lijsters zingen’.
Het was best koud, buitendijks, bij Paesens-Moddergat.
Blik gefixeerd op de horizonlijn.
Gevoel op de ruimte.
Die ik smeuïg wilde beschrijven, sappig schilderen.
Geloofwaardig als zij was, tot bepaalde vrolijkheid stemmend.
De toekomst ziet het altijd een beetje anders, kijkt op een iets andere wijze terug.
Schaterde om de regels: ‘Sommigen dachten dat Petrus / een speciale conciërge was’.
‘Dat is een grote lul,’ zei mijn moeder plots en wees naar de hoge schoorsteen van de oude melkfabriek.
Samenwerken, communiceren, collectiviseren.
‘In het Westen vindt er een revolutie plaats van de rijken tegen de armen.’