Lichte regen, navenant wolkendek. Wind. Steeds minder blad, steeds meer vergezicht. Vanuit huis kan ik nu naar weilanden en stoppelvelden turen. Naar intensieve landbouw. Opbrengst per hectare. Gebruik van.
Op ons terras staat de valse wingerd in vuur en vlam. Waar bladeren verdwijnen komen trosjes blauwzwarte besjes te voorschijn, die voor sommige vogelsoorten een lekkernij zijn. Nu pas zie ik hoe wingerd en bruidssluier, die nog groen is, verstrengeld zijn.
Bij Moddergat anderhalf uur buitendijks gewandeld. Helaas waren we niet de enigen. Ik heb de pest aan anderen als ik wandel. Vooral als ik ze op anderhalve kilometer al hoor. Het was laag water. In de herfst en bij laag water is het wad op zijn mooist, als de kwelders van kleur verschieten.
Waarom heet een bergeend bergeend, dacht ik, toen ik vier exemplaren waarnam. Ze zijn goed herkenbaar aan hun hun zwarte kop, witte buik en vosrode borstband en overwinteren bij tienduizenden in ons land. Voornamelijk aan de kust, niet in de bergen. In een etymologisch woordenboek vind ik een verklaring: ‘bergeend, zo genoemd omdat de vogel zijn broedsel verbergt in gangen van konijnen.’
