Vroeg opgestaan, geyogaad, ontbeten (cruesli met rode bessen en sojayoghurt). Vervolgens enkele uren verdorde planten uit onze tuin gerukt, emmers vol, waaronder veel gewone berenklauw. Wat me, in combinatie met het drukkende weer, deed zweten als een otter. Onderwijl een knallende ruzie aangehoord tussen de gebroeders Douwes; kennelijk waren hun agenda’s niet goed op elkaar afgestemd. Zelfs ík kan nog iets leren van Rinderts gevloek en geketter. Haringen gegeten. Naar Dokkum gefietst, wierook gehaald en boeken uit de bieb, waaronder Het langer jong-plan, over het omkeren van veroudering (je blijft lachen). Me op de terugweg weer eens afgevraagd waarom ik dit soort dingen eigenlijk opschrijf: innerlijke drang, zonder aanwijsbare oorzaak. Bij thuiskomst nog weer een ander boek (tweedehands) uitgepakt: Dagboek ’64-’65 van Daniel Robberechts. Ik woeker op boeken.
Je moet je lezers af en toe vervelen, anders raken ze verwend.
