Gekkenhuis gisteren: eerst werden schouw en kachel geplaatst en daarna heb ik tot 21.30 u. hout staan versnipperen. Zwaar werk, aan zo’n versnipperaar. Zeker het oudje dat wij gebruikten, met een mes dat niet al te scherp meer was. Vanochtend met spierpijn in armen en schouders de laatste vracht takken in de gapende muil gestouwd.
Omdat ik Lien, een van onze twee poezen, de hele ochtend nog niet had gezien, ging ik boven, waar ze meestal soest, op zoek naar haar. Toen ik het bijna had opgegeven kroop Lien eindelijk onder de dekens van een van de logeerbedden vandaan. Ze zag er niet uit. Zat onder de stront. Koeienstront, rook ik, toen ik haar probeerde schoon te boenen. Die was vannacht dus bij de boer op stap geweest.
Heb vanmiddag de stroomvoorziening aangelegd van de schrikdraad van Foppe’s paardenwei. Ouderwetse kwaliteit bakstenen van de eensteensmuur waar ik doorheen moest boren. Godsammelazerus.
Tijdens de thee kwam de aardappelman bij de familie Douwes op bezoek. Of ik ook een zakje wilde? ‘Doe maar,’ zei ik, wetende dat onze aardappelen op waren.
‘Wat kost het?’ ‘Acht euro.’ ‘Hoeveel zit er in een zak?’ ‘Zestien kilo.’ ‘Zestien kilo? Daar doen we een jaar mee!’
Waar de tafel hartelijk om moest lachen. Toen Foppe vertelde dat ik de nieuwe buurman was, antwoordde de aardappelman: ‘Dat dacht ik al. Aan zijn handen te zien is het geen boer.’

Eén gedachte over “‘Net in boer’”