In het rozenprieel scharrelden gisteravond twee zanglijsters rond. Laat zonlicht verlichtte hun gevlekte borstjes. Eentje had me in de gaten maar vloog niet weg. We keken elkaar in de ogen, en dat was een goed ding.
‘Als schrijven eenmaal je ergste ondeugd en je grootse plezier is geworden, dan kan alleen de dood daar een eind aan maken.’
Ernest Hemmingway
In Brantgum is veel bij het oude gelaten. Wat heel prettig is, beaamden inwoners, en we gaan door op de ingeslagen weg. Tranen in mijn ogen.
Aan het hout zagen geslagen. Wat ook fijn is. Opgewekte herinneringen persten zich onderwijl naar binnen en zongen een volkslied.
Om half drie in korte broek in een ligstoel geploft met thee en boeken. Ver weg van alles wat er in het land te beschouwen valt. Lomp, ja, maar niet verontrustend.
