Toen ik aankwam was ze samen met de tuinman rozen aan het snoeien. Op de bovenkant van haar hand zat een jaap, waar ze om moest lachen. De zon scheen uitbundig en ze had zin om te wandelen, naar de windmolens in de verte. Of we daar al een keertje waren geweest? Ja hoor ma, antwoordde ik, meer dan eens.
