Met pa naar ‘t AMC, afdeling Nucleaire Geneeskunde, voor een scan van zijn hart. Hij puft en steunt en kreunt. Het duurt ‘m te lang en het is ‘m te koud. Hij heeft honger en dorst en de stoelen zijn ‘veuls’ te hard.
‘Je hoeft dit niet te doen, pa.’
‘Hè? Hoe bedoel je?’
‘Je doet dit omdat je het zo graag wilde.’
‘Daar weet ik niks van!’
‘Vrijwillig, weet je nog.’
‘De dokter drong er op aan.’
‘Helemaal niet, jij vroeg of er nog iets aan je vermoeidheid kon worden gedaan.’
‘Jij was er niet bij, bij dat gesprek.’
‘Ik was er wel bij, zoals bij alle bezoeken aan het ziekenhuis.’
‘Ja, godverdomme. Ik word er doodziek van.’
Volgende week nog een keer. Ik voel met hem mee.
